Je kop tegen je lijf

21 juli 2021
De col d’ Isoard heb ik heel lang geleden al eens gefietst. Destijds had ik mijn gele Giant TCR helemaal omgebouwd voor fietsen in de bergen. Dat de revolutionaire wielen, aangeprezen als ‘zeer geschikt voor beklimmingen’ op hun eerste klim direct de geloofwaardigheid verloren toen er 3 spaken knapten net voordat ik de top zou bereiken was een dikke tegenvaller, maar een vriendelijke Engelse jongen bood hulp en ik kon de tocht vervolmaken. De volgende dag heb ik het wiel in het winkeltje van Joop Zoetemelk in Briancon laten repareren.
En nu zijn we ongeveer 25 jaar later opnieuw in Briancon als luxe-kampeerders. De tent hebben we ingeruild voor een camper.
‘Als we hierna naar Guillestre gaan, dan zouden Klaas en ik op de fiets kunnen gaan’ zeg ik als ik de kaart op een avond een tijdje heb bestudeerd. ‘Wij gaan dan over de Izoard en jij, Wiebren zou over de gewone weg naar een camping kunnen rijden. Het lijkt me leuk deze col nog een keer te doen. Dit keer op de atb. Het lijkt de heren een strak plan.
De volgende ochtend doen we eerst de boodschappen en ontbijten vervolgens op de parkeerplaats bij de supermarkt met koffie en een croissant. IMG_20210708_140636-01[1]Als we vertrekken is het half twaalf en het zonnetje schijnt. Tot nu toe heb ik alle dagen een thermo onder het fietsshirt aangehad, maar dat lijkt me vandaag niet nodig. Veel te warm. Wel zit er een regenjack (voor de afdaling) in het tasje.
Klaas-Jan fietst voorop en gaat rustig van start. Naar de top is ongeveer 20 kilometer. Het stijgingspercentage is gemiddeld 6 procent en het hoogteverschil bedraagt 1155 meter.  Het begint direct al flink te stijgen en het is zaak om je ritme te vinden. Na zo’n 4 km vlakt de klim even af en heb je zelfs even het gevoel dat de weg naar beneden loopt. Gestaag zie ik de kilometers wegtikken. Ik ben in mijn nopjes. Het klimmen ging destijds niet zo gemakkelijk als nu. Of verbeeld ik me dat.
Als het gehucht Le Laus is gepasseerd is het met de rust gedaan.
Een paar zeer steile kilometers door het bos met een aantal smalle passages waar touringcars bijna de bochten niet kunnen halen langs de rotsen. Gelukkig is het vandaag rustig met verkeer.
De laatste 2 kilometers zijn de bomen verdwenen en is het een grote open vlakte. En daar is het waar het begint te regenen. We fietsen nog even door maar doen dan toch het regenjack aan. De lucht betrekt steeds meer en het begint ook te onweren. Ik stop weer.  Als er iets is waar ik verschrikkelijk bang voor ben is het onweer. IMG_20210720_232333[1] Volgens Klaas-Jan trekt het achter ons langs.  Verder maar weer. Even later een flits. Ik tel. Een, twee, drie, vier, vijf en dan een hevig gedonder. Paniekerig bedenk ik me dat het wel erg dichtbij is. Sneller, sneller fietsen schreeuwt het in mijn hoofd. Op de top is een winkeltje, daar kun je schuilen. Maar het lichaam weet wat er gebeurt als ik ga versnellen. Ik zal mezelf helemaal opblazen en na een paar honderd meter al niet meer kunnen fietsen. De ijle lucht werkt ook nog eens tegen (de top ligt op 2360 meter.)  Ik probeer het hoofd rustig te houden en maan de benen in hetzelfde tempo door te blijven malen.
We houden direct halt bij het winkeltje en vanuit de deur neem ik een foto van de zuil én de hagelstenen, want die vallen in de grootte van m&m’s naar beneden. Binnen is koffie en we maken een rondje door de winkel en nog één, maar het weer wordt eerder slechter dan beter. Zal ik Wiebren bellen en vragen of hij ons op kan halen’ stel ik voor. Het lijkt mijn broer geen goed plan.20210709165417_IMG_0143[1]
De mevrouw van de winkel komt bij ons met kranten en zegt dat we die onder ons shirt moeten doen. We zijn te licht gekleed. Dan blijven we iets warmer en kunnen bij thuiskomst ook nog lezen dat Wout van Aert de etappe in de Tour de France gisteren heeft gewonnen.
We gaan en na een kilometer staan we al weer stil. De kou is niet te harden. We proberen onze handen onder de kleding op te warmen, wat niet lukt en stappen weer op. Als we steeds een kilometer zo kunnen doen, moeten we twintig keer stoppen bedenk ik me. Inmiddels voelen mijn voeten ook als ijsklompjes.
Voor een bocht rem ik steeds stevig om dan met iets van 25 kilometer door de bocht te gaan. Sneller durf ik niet. Als we nog een paar kilometer moeten en ik het dorp al denk te zien liggen zie ik op een bord staan dat Guillestre nog 18 km is. Ik denk dat het bord niet klopt, maar als we heelhuids aan de voet van de berg zijn gekomen herinner ik het mij weer. We moeten nog een stuk door de Gorges du Guil.
Het laatste stuk fiets ik voorop en kijk regelmatig achterom of Klaas-Jan nog wel achter mij zit. Hij heeft het volgens mij nog veel kouder en ík heb zelfs regelmatig een rilling die daarna om een stuurcorrectie vraagt. Als we Guillestre binnenkomen bel ik Wiebren en hoor op welke camping hij staat. “We komen er aan’ zeg ik. ‘Zet de kachel ook maar aan want we zijn heel erg koud en nat’.  Even later zit ik in mijn dikste trui met een jas er overheen en geniet van de warme chocomelk. IMG_20210709_175055-01[1]Nooit gedacht dat ik warmte zo erg zou waarderen. Als ik op de klok kijk kan ik het haast niet geloven. Is het echt al vijf uur? Ik merk nu ook dat ik behoorlijk trek heb. Eén croissant van te voren. Veel te weinig natuurlijk. Door de spanning is het eten er helemaal bij ingeschoten.
De volgende dag schijnt de zon uitbundig het stel ik voor de canyon nog even in te fietsen voor een paar foto’s. Gisteren stond mijn hoofd daar echt niet naar. De mannen willen wel mee en wat zijn er vandaag prachtige plaatjes te maken. Vergeten is de dag van gisteren. Misschien kunnen we morgen met zijn drieën de Col de Vars doen?

2 thoughts on “Je kop tegen je lijf”

  1. Schitterend verhaal! En dan te bedenken dat het ook nog echt gebeurd is….!!

Reacties zijn gesloten.